Quintus Horatius Flaccus is geboren in Venusia in 65 v. Chr. ,in een arm gezin. In 55 v.Chr. verhuisde hij samen met zijn vader naar Rome, waar hij een goede opleiding kreeg. Nadat hij had gevochten aan de verliezende kant in de oorlog na Caesars moord, keerde hij arm terug naar Rome. Daar werkte hij een tijd als secretaris, totdat de rijke Maecenas zijn talent voor dichten ontdekte en hem een huis met een stuk land gaf. Horatius was zeer gelukkig in zijn rustig huis, hoewel hij altijd vrijgezel bleef. Dit kwam omdat hij genoot van het leven en hij vond dat genot centraal stond, maar alles wel met mate.
Zijn werken
1. Satiren of sermones: -mengelmoes van verschillende onderwerpen - soms kritiek op maatschappij en tijdgenoten 2. Epoden of Jamben: bestaat uit 17 gedichten 3. Oden of carmina: gedichten over zeer uiteenlopende onderwerpen 4. Epistulae: brieven geschreven als literair genre 5. Carmen saeculare (eeuwfeestgedicht): hymne ter ere van Apollo en Diana 6. Ars Poetica; advies aan andere dichters
Decimus Iunius Iuvenalis is geboren rond 60 en gestorven tussen 133 en 140 na Christus. Men weet weinig over zijn leven, maar men denkt dat hij geboren is in een arm gezin. Hij had een militaire carrière, en werkte later als eclamator (voordrager van teksten). Nadat hij een toneelspeler beledigd had, die bevriend was met de keizer, werd hij verbannen.
Zijn satiren
Satire I: een verantwoording van Iuvenalis voor zijn botte realisme, en legt zijn keuze om satiren te schrijven uit. Satire II: vooral een aanval op homoseksualiteit. Satire III: beschrijving van het leven in de stad, waar overal gevaar dreigt. Satire IV: beschrijving over Domitianus die een ministerraad bijeenroept. Satire V: aanval op relatie tussen patriciërs en hun arme cliënten. Satire VI: aanval op alle ondeugden van de Romeinse vrouw, en een waarschuwing voor het huwelijk. Satire VII: verwelkoming van Hadrianus, die de onwaardige positie van intellectuelen moet bestrijden. Satire VIII: advies voor het besturen van het rijk en kritiek op het bestuur. Satire IX: beschrijving va het bestaan van een schandknaap (homoseksuele prostitué) Satire X: geeft het doel van het menselijk bestaan weer. Satire XI: commentaar op buitensporigheid van een diner. Satire XII: aanval op hebzucht. Satire XIII: troost aan vriend die geld verloren is. Satire XIV: gaat over de opvoeding van kinderen. Satire XV: gaat over religieus fanatisme en barbaarsheid. Satire XVI: onverdiende voordelen militair bestaan.
Horatius was een gelukkig man. Hij hield veel van zijn vader, omdat hij dankzij hem zijn goede opleiding kreeg. Ook op het geschonken landgoed van Maecenas had Horatius het naar zijn zin. Dit kon men ook lezen in zijn werk, want hij schreef over zaken als liefde, vriendschap, natuur,… op een optimistische toon. Hij was ook van mening dat je geluk elke dag moet zoeken. Iuvenalis leefde in een minder gelukkige tijd en werd later verbannen na een discussie met een vriend van de keizer. Hierdoor leefde hij heel wat minder gelukkig dan Horatius. De toon in zijn werken is daarom ook veel sarcastischer en pessimistisch. Hij gebruikte ook geen humor.
Conclusie
Het is alleszins duidelijk dat de context waarin beide dichters schreven een grote invloed heeft gehad op hun werken. Horatius leefde in een periode van welvaart en hoogstaande Romeinse waarden. Er was dus relatief weinig om ongelukkig over te kunnen zijn. Hierdoor schreef hij op een luchtige, ontspannen toon over fijne onderwerpen zoals natuur, liefde, vriendschap… de schoonheid van het leven. Zijn satiren schreef Horatius met een humoristische toon, met als hoofdgedachte: ridentem dicere verum! (de waarheid zeggen met een glimlach)
Iuvenalis staat hiermee volledig in contrast. Hij leefde in een periode van wanorde en vergeten waarden. Dus had hij natuurlijk ook meer klachten. Hij schreef over zware onderwerpen op een sarcastische en pessimistische toon, zonder humor. Voor hem was dit bittere ernst. Zijn taalgebruik was gewoon, wat eigen was aan satiren, met soms een hoogstaander vocabularium. Het is dus zeer duidelijk wat je omgeving met je doet. Waarschijnlijk was Iuvenalis van nature pessimistischer ingesteld dan Horatius, maar de context verklaart ook waarom hij zo ‘zwart’ schreef.